De kern ’t Harde is in zeker opzicht een probleemgebied. Het is een stukje Nederland dat zich onttrekt aan de beantwoording van alledaagse vragen als: Wanneer en hoe is het dorp ontstaan? Hoe valt die uitzonderlijke naamgeving (met ’t) te verklaren? En waarop is het begrip ‘Harde’ gebaseerd? Passende antwoorden zijn nauwelijks te geven maar één ding is duidelijk: zijn groei heeft ’t Harde te danken aan de aanleg van de spoorlijn en aan de bouw van het ASK en de Tonnetkazerne. 

Het lijkt tot de nationale folklore te behoren dat elke stad, ieder dorp zich  beijvert het zoveel-jarig bestaan te vieren. ’t Harde kan zo’n festijn alleen houden op basis van vage vermoedens. Niemand kan zeggen wanneer het dorp precies is ontstaan. Maar het is geen kwestie van eeuwen geleden. We hebben -naar Nederlandse maatstaven gerekend -te maken met een vrij jonge dorpsgemeenschap. In historische zin moeten we de ‘geboorte’ in ieder geval na het jaar 1851 situeren. Dat staat als een paal boven water. 

Klik op ‘lees meer’ voor het gehele artikel.

In dat jaar verscheen het ‘Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, bijeengebracht door A.J. van der Aa onder medewerking van eenige Vaderlandsche Geleerden’. In dat boek wordt gerept van ‘Het Harde, een merkwaardige vlakte op de Veluwe, gedeeltelijk onder de gemeente Oldebroek en voor het grootste gedeelte onder de gemeente Doornspijk, buurtschap Aperloo, bij den Harixberg’. 

Veldnaam

Eerst even terug naar de oudste geschiedenis. De hoge zandgronden van de Veluwe waren in de steentijd zeer dun bevolkt met jagers. Onderzoekers vinden wapens en gebruiksvoorwerpen en kunnen zogenaamde hessenwegen opsporen. Uit later tijden zijn er restanten van ijzerkuilen en leemputten. 

Er zijn nederzettingen geweest waar mensen permanent woonden en landbouw bedreven. In buurtschap Aperloo op het zogenaamde Harde (Herta) werd een bronzen munt (‘eerste grootte’) van de Romeinse keizer Hadrianus gevonden. Die regeerde over ons land van 117 -138 na Chr. 

In oude archiefstukken en documenten van omstreeks 750 na Chr. worden buurtschappen in de omgeving van het huidige ’t Harde genoemd, ’t Harde zelf echter niet. Deze documenten vermelden verder de namen weiden en akkers en belangrijke gebeurtenissen. 

Armoe

De nederzetting Doornspijk telde in 1840 vijf gezinnen. Er was één boerderij, één school, één kerk met pastorie en het landgoed Klarenbeek bestond al. Uit 1867 dateert een tamelijk gedetailleerde kaart van Hugo Suringar te Leeuwarden van de gemeente Doornspijk: groot 7939 bunders met een inwonertal van 2900. ’t Harde moet binnen genoemde gemeente hebben gelegen, maar die naam zoekt men vergeefs bij Suringar. Wel is er een station vermeld (gebouwd in 1865) vlak bij de plek waar ’t Harde is ontstaan. Dan blijkt ook een geringe uitbreiding van het aantal huizen. In 1843 waren dat er nog maar drie. Het was het bescheiden begin van een buurtschap. 

Armoe was troef, zoals in heel wat van deze buurtschappen. De goede gronden waren veelal in handen van de grote boeren. Arbeiders woonden meestal op de slechte zandgrond. De sociale ongelijkheid bleef hierdoor in stand. De mensen woonden in simpele, zelfgebouwde hutten met muren van plaggen en daken van stro. Hoe de gezinnen met vaak meer dan tien kinderen sliepen, blijft een raadsel. De mannen verdienden een gering loon met het binden van bezems, met houthakken of eekschillen. Soms ook werkten ze bij de ontginning op percelen van de gemeente of van particulieren. Van enige vorm van bijstand was geen sprake. Op de schrale grond was de beoefening van landbouw onmogelijk. Met een paar geiten of schapen was men al de koning te rijk. Dagloners verdienden amper zes gulden per week. Extra zwaar werk, zoals het ‘uitdragen’ van omgehakte bomen, leverde een gulden meer op. 

Harde ondergrond

Dat de naam ’t Harde is afgeleid van de harde ondergrond, wordt ingegeven door meerdere beschrijvingen uit de geschiedenis. Zo is het bekend dat de Bovenweg van Nunspeet, via ’t Harde richting Wezep-Zwolle, een Romeinse weg is geweest. Bij het deels uitgraven van de grond kwam men in deze omgeving terecht op harde ondergrond. 

Verder is bekend dat de oude route van Elburg naar Epe vroeger voerde langs een modderweg. Bij ’t Harde kwamen de reizigers ineens op een hoger en veel beter tracé van zand en keileem. De hardere toestand van de bodem kan hebben geleid tot de naamsaanduiding ’t Harde. 

Een derde aanleiding is de wetenschap dat eertijds op de route van Harderwijk naar de IJssel, gekenmerkt door mulle karresporen op de grens van stuifduin en moerasland langs de latere Zuiderzee, een gedeelte bekendheid genoot omdat de bodem er vanwege en onderliggende oerlaag erg stevig was. Dat was in de nabijheid van ’t Harde. 

Apostrof

K. ter Laan en zijn medewerkers die in 1942 het Aardrijkskundig Woorden boek van Nederland voltooiden, spraken van De Harde: de buurt onder Oldebroek, ten zuidoosten van Elburg, deels onder Doornspijk. Overigens heette Oldebroek volgens Ter Laan vroeger Hollanderbroek ‘vanwege een kolonie Hollanders die er zich in de twaalfde eeuw vestigden om land in te polderen’. De Harde telde volgens Ter Laan een honderdtal inwoners. 

De Harde, ’t Harde of gewoon maar Harde? Van dit laatste rept het Woordenboek Noord- en Zuid-Nederlandse Plaatsnamen uit 1962: Harde, plaats met een vaste ondergrond en wel in tegenstelling tot de omgeving. Nog even die apostrof t. Bij plaatsnamen vormt die een zeldzaamheid. ’t Harde is volkomen uniek in de wereld. Heel wat anders dan bij voorbeeld ’t Zand, een andere apostrof-t-er, van welk dorp-gehucht-vlekje Ter Laan niet minder dan zeventien geografische benoemingen heeft ontdekt met als bekendste wellicht die in de provincie Noord-Holland, benoorden Schagen. 

Weinig veranderingen

In de jaren dertig had ’t Harde een inwonertal van 175. Er waren nog geen veertig woningen. Gemeentesecretaris Van Hulsteijn vertelde daarover in 1964: ‘Men zag in ’t Harde nog de lage daglonershuisjes, bestaande uit een enkele kamer met bedsteden, een zogenaamde opkamer en een kleine deel als stallingmogelijkheid voor een of meer geiten en hoogstens een koe. Het huisje was gedekt met stro, de muren waren vaak van heideplaggen. Als dagloner werkte men elders, zoals in Noord- of Zuid-Holland, op het Kampereiland of in Drente, waar men hielp bij het eekschillen. De schrale grond van ’t Harde bood nauwelijks enige opbrengst, behalve wat aardappels en wat rogge. De bevolking was zeer gesloten. Beïnvloeding van buitenaf was nagenoeg niet merkbaar. De wegen waren nagenoeg alle zandwegen, met uitzondering van een enkele grindweg, zoals de verbindingsweg Epe-Elburg.’ 

We weten dat in 1926 het eerste dorpshuis in gebruik werd genomen. Verder veranderde er tot in de jaren veertig weinig. Toen groeide het woningbestand met enkele villa’s. Het was het begin van een onstuimige groei. Enkele panden werden omgevormd tot dranklokalen. De mensen hadden blijkbaar behoefte aan gezellig samenzijn. 

Sportcomplex

Eind 1963 stonden er al 670 woningen en er werden plannen ontwikkeld voor de bouw van minstens nog zo’n 600. ‘Al die nieuwbouw geeft het dorp een fris en prettig aanzien’, schreef een medewerker van de Zwolse Courant. Waren er tot de jaren vijftig slechts een zang-, een muziek- en een voetbalvereniging, daarna kwamen er tientallen andere bij. Zo bouwde men er ook steeds meer kerken en scholen. Een totaal andere situatie dan bijvoorbeeld in de periode dat in ’t Harde de (hervormde) Elimkerk als eerste kerkgebouw verrees. Heel anders ook dan ten tijde van het eerste dorpsschooltje. Dat was allemaal verleden tijd. 

Naast de Hokseberg kwam in 1957 een voor die tijd modern zwembad. In 1963 werd ’t Poshuis gebouwd en in 1970 werd een sportcomplex in gebruik genomen. We hebben zelfs van 1951 tot 1954 een dierentuin gehad. Verder mag worden vermeld dat er steeds meer middenstand kwam. Het is daarentegen opvallend dat ’t Harde nooit veel industriële bedrijvigheid heeft gehad. Dat is het directe gevolg van een positief ontmoedigingsbeeid van de respectievelijke gemeentebesturen van Doornspijk en Elburg. ’t Harde moest een prettig woonklimaat behouden. Door de komst van ‘import’- bewoners is in de loop der jaren het leefklimaat in ’t Harde sterk veranderd. Dit onder meer door een bredere kerkelijke en politieke diversiteit. 

Oude wegen

Het is begrijpelijk dat er in het begin van de negentiende eeuw nog geen behoefte was aan goede wegverbindingen met andere dorpen. Wilde je richting Knobbel, dan gebruikte je de karrenwegen. Dat ontnam menigeen de lust. Wilde iemand richting Elburg, dan moest hij via de Bovenweg en de  Laanzichtweg reizen, of achter de Rozenburg en Schouwenburg om. Via het bosterrein De Dellen voerde het karrenspoor naar Epe en Heerde. Soerel en Tongeren kon je via de Eper Tepel bereiken na een moeizame tocht. 

De oorspronkelijke Bovenweg vormde de route tussen zuid en noord. De huidige Eperweg werd in 1853 verhard aangelegd en daardoor geschikt gemaakt voor het toenemende verkeer. Twee jaar later werd de weg voorzien van een grindlaag. 

Gemeentelijke herindeling

Van oudsher lag ’t Harde op het grondgebied van twee gemeenten, Doornspijk en Oldebroek. De Epergrintweg vormde globaal de grens. Anno 1997 is dit nog merkbaar. Er zijn twee Rabobanken in het dorp en er wordt gesproken van ‘Oldebroeker nieuwbouw’. In 1959 ging het gerucht dat de gemeente Doornspijk, waaronder ’t Harde, zou worden opgeheven. Het Oldebroeker deel van ’t Harde kwam daarmee bij de nieuwe gemeente Elburg. Ook Oostendorp en de Hoge Enk zouden er in de naaste toekomst aan moeten geloven. Deze geruchten lieten de Doornspijkers niet onberoerd. In de Elburger Courant verschenen woedende reacties van de inwoners van de betreffende dorpen. 

Een jaar later verscheen een voorlopig plan van de provincie Gelderland tot herindeling van de Noord West-Veluwe. Niet alleen de bevolking voelde niets voor dit plan, maar ook het college van B. en W. was niet erg enthousiast. Er kwam een actiecomité. De strijd van de bevolking had succes. In 1964 trok de provincie het plan tot de gemeentelijke herindeling in. Burgemeester Pos adviseerde echter niet al te optimistisch te zijn. Volgens hem was het gevaar nog niet geweken. Na twee maanden volgde inderdaad een nieuw plan. Oostendorp zou bij Elburg worden gevoegd. Maar ook dit was niet het laatste plan, nog drie volgden er. 

Burgemeester Mr. E.J.F. Westerhuis probeerde de zaak tien jaar uit te stellen. Deze rust werd hem niet gegund. In 1970 stelde de minister van Binnenlandse Zaken, Mr. W.J. Geertsema, voor dat beide gemeenten zelf een plan zouden opstellen. In ditzelfde jaar nog besloten de colleges van B. en W. van Elburg en Doornspijk samen door te gaan. 

De naamgeving van de nieuw te vormen gemeente bleek toen nog een probleem te zijn. De keuze viel op de naam Doornspijk. Dit leidde echter tot heftige protesten van de kant van Elburg. Geertsema bemoeide zich ermee en de naam Elburg kreeg uiteindelijk de voorkeur. Maar de problemen waren nog niet opgelost. Waar zouden de grenzen moeten komen? Daarop waagden Nunspeet en Oldebroek zich in de strijd. Uiteindelijk werd het pleit beslecht in het voordeel van de nieuwe gemeente Elburg. Op 26 maart 1974 nam de Tweede Kamer het door minister Geertsema ingediende wetsvoorstel aan. ’t Harde werd een onderdeel van de gemeente Elburg. 

Bron: Boek “Op ’t Harde”, 1997 
Uitgave van Arent thoe Boecop oudheidkundige vereniging Elburg